Op 1 oktober 2017 zal het Warenwetbesluit Meel en brood op een aantal punten wijzigen. De grootste aanpassing is de wijziging van de definitie van brood. Door deze wijziging zullen vrijwel alle broodsoorten aan de wettelijke zoutnorm van 1,8% zout op drogestof moeten voldoen. Bakerijen hebben tot 1 oktober 2018 de tijd om hun recepten aan te passen.
Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is sinds eind 2014 in gesprek met de bakkerijorganisaties over het aanpassen van het Warenwetbesluit Meel en brood. De belangrijkste aanleiding is dat de gemiddelde Nederlander nog steeds teveel zout binnen krijgt. Het ministerie wil daarom dat de wettelijke zoutnorm van toepassing wordt op alle producten die door de consument als brood worden beschouwd en die (vrijwel) dagelijks worden geconsumeerd als belangrijk onderdeel van de basisvoeding.
De zoutnorm is van toepassing op alle broodsoorten bestemd voor dagelijks gebruik
Of een product voor de wet brood is – en dus moet voldoen aan de zoutnorm -wordt bepaald door de receptuur, in combinatie met de definitie van brood. Praktisch gezien betekent dit dat alle broodsoorten, die bestemd zijn voor dagelijks gebruik, moeten voldoen aan de wettelijke zoutnorm van 1,8% zout op droge stof.
De regeling geldt niet voor brood waaraan zoutbevattende ingrediënten zijn toegevoegd. Onder voorwaarde dat de consument dit brood niet ervaart als brood dat bestemd is voor dagelijks gebruik. Voorbeelden van zoutbevattende ingrediënten zijn olijven, spek, kaas en (zon)gedroogde tomaten. Kaasbrood, spek-uienbrood, een ciabatta met olijven en focaccia zijn voorbeelden van broodsoorten die geen onderdeel zijn van de basisvoeding en dus niet bestemd zijn voor dagelijks gebruik.
Ons olijvenbrood bevat 1,8% zout. Hiermee zitten we precies op de norm voor brood dat dagelijks gegeten kan worden. De focaccia bevat 2% zout. Dit komt door de toevoeging van de zongedroogde tomaten.
Bron: Bakkers in bedrijf